Skip to main content

Installatiehandleiding

Bekijk hier de Dynalite installatiehandleiding om meer te weten te komen over de opbouw van het systeem en waar rekening mee te houden tijdens installatie.

Bekijk

Lees verder

Wat betekent rood knipperende led?

Wanneer voor het eerst aangesloten en gevoed vanuit het netwerk, knippert de rode indicator-LED op de sensor gedurende 3 minuten wanneer deze een bericht ontvangt. Hierdoor kan je bevestigen dat de sensor correct is afgesloten en communiceert met andere netwerkapparaten.

Welke voeding hebben sensoren nodig?

1. Installeer het juiste sensortype voor locatie en toepassing (wand- of plafondmontage, PE, PIR, ultrasoon, hoogbouw, buiten)

2. Zorg voor de juiste oriëntatie voor lang en kort gezichtsveld.

3. Installeer de sensor niet in direct zonlicht.

4. Installeer de sensor uit de buurt van ventilatieopeningen van airconditioning en bronnen van elektromagnetische interferentie.

5. Til indien van toepassing het ingebouwde masker op om het detectiegebied van de sensor te beperken.

Waar moet je op letten bij installeren van sensor?

1. Installeer het juiste sensortype voor locatie en toepassing (wand- of plafondmontage, PE, PIR, ultrasoon, hoogbouw, buiten)

2. Zorg voor de juiste oriëntatie voor lang en kort gezichtsveld.

3. Installeer de sensor niet in direct zonlicht.

4. Installeer de sensor uit de buurt van ventilatieopeningen van airconditioning en bronnen van elektromagnetische interferentie.

5. Til indien van toepassing het ingebouwde masker op om het detectiegebied van de sensor te beperken.

Welke voeding hebben sensoren nodig?

Er zijn twee type sensoren: Dynet en DALI. Sensoren moeten de gespecificeerde voedingsspanning (12-18 V of 20-26 V) ontvangen van het DyNet-netwerk. Voeg indien nodig een netwerkvoeding toe om te zorgen voor voldoende netwerkspanningen tijdens dagelijkse fluctuaties.

Welke kabeltypes zijn aanbevolen?

Het gebruik van STP (afgeschermde) CAT5 gevlochten kabel.

Het gebruik van UTP (niet-afgeschermde) CAT5 gevlochten kabels wordt niet aanbevolen, maar kan worden toegestaan voor korte afstanden van minder dan 15 m (50 ft) waar er geen risico op ruiskoppeling is. UTP-kabels moeten worden geïnstalleerd in geaarde metalen leidingen als er een risico bestaat op ruiskoppeling van net- en klasse 1-kabels (geschakelde stroomcircuits, hoogfrequente vermogenselektronica, HVAC en motoraandrijvingen, enz.).

Aanbevolen kabel:
Draka UC300 Cat 5e Data- en communicatiekabel |

Artikelnummer: 833950D4

Hoe moet apparaten met elkaar worden verbonden?

De aanbevolen verbindingsmethode is om apparaten in volgorde te ‘daisy chain’ te maken, beginnend bij het eerste apparaat en vervolgens in en uit elk apparaat door te lussen, waarbij een enkele kabel eindigt bij het laatste apparaat. Er mogen geen vertakkingen zijn en alleen het eerste en laatste apparaat moeten een enkele kabel afsluiten, alle andere apparaten moeten twee kabels afsluiten.